top of page

Justin Baas: Van Volendam naar de Aziatische Champions League

Foto van schrijver: Peter MohlmannPeter Mohlmann

Met zijn Nederlands-Filipijnse nationaliteit wist Justin Baas vanuit de jeugdopleiding van FC Volendam en AZ een transfer te maken naar Ratchaburi FC in Thailand. Via United City FC op de Filipijnen kwam de jonge verdediger terecht bij Melaka United FC uit Maleisië. Daar kreeg hij te maken met het grote contrast tussen rijk en arm in Azië, het strijden voor zijn salaris en de consequenties van de strenge lockdowns. Justin speelde wedstrijden in de Aziatische Champions League, en werd op jonge leeftijd geselecteerd voor het nationale team van de Filipijnen. Hij lag goed in de markt, en kon niet meer ongezien over straat.


Uit: Welkom in de voetbaljungle - Peter Möhlmann


‘Ik ben geboren in Quezon City, de grootste stad van de Filipijnen, op het eiland Luzon, met bijna drie miljoen inwoners. Nog voordat ik een jaar oud was, verhuisden we naar Nederland. Mijn vader had zijn studie op de Filipijnen afgerond, en omdat in Nederland alles beter geregeld was, gingen we terug. Mijn moeder is Filipijnse en dus heb ik veel familie op de Filipijnen wonen. Elk jaar gingen we daardoor terug naar Quezon City. Daar speelden we altijd veel op straat; we en hadden niet veel nodig om ons te vermaken. Ik denk dat ik daarom ook redelijk nuchter tegen zaken aankijk en heel goed kan relativeren.

In Nederland gingen we in Lutjebroek, nabij Enkhuizen, wonen. Met name mijn opa en oma waren blij met onze terugkomst. Ze wilden me graag zien. We trokken bij hen in, om vervolgens naar Hoorn te verhuizen. Daar ben ik ook opgegroeid. Ik had een vrij gemakkelijke jeugd. In de straat waar ik woonde lag een Johan Cruijffveldje. Na schooltijd en in de weekenden was ik hier vrijwel altijd te vinden. We spraken altijd af met jongens uit de straat om te voetballen. Het was een mooie tijd!

 

Op jonge leeftijd moest ik op zwemles. Dit ging me goed af en ik vond het leuk om te doen. Ook had mijn moeder voetbalschoenen voor mij gekocht. Deze stonden al enige tijd in de kast en zij vond dat het tijd werd om te gaan voetballen bij een club. Het bleek dat ze nog pasten, en mijn vader ging op zoek naar een club voor mij. Hij speelde zelf voor De Zouaven in Grootebroek, maar had goede herinneringen aan de wedstrijden tegen SV Always Forward uit Hoorn. Ik werd aangemeld bij Always Forward en startte bij de kabouters. Het bleek dat ik wel redelijk goed kon voetballen en hierdoor heb ik de eerste jaren steeds een leeftijdscategorie hoger mogen spelen. Omdat ik nog erg jong was en toch al op een hoog niveau meespeelde, viel ik op bij de scouts van FC Volendam. Ik werd uitgenodigd voor een stage, en na twee proeftrainingen maakte ik de overstap naar Volendam.

Het andere Oranje is een heel warme club met vriendelijke mensen. Ik heb er een leuke tijd gehad. Ik maakte in die tijd ook mijn debuut in het Nederlands Elftal Onder 15. We speelden tegen België O15. Voor het eerst droeg ik het shirt van het Nederlands Elftal en zong ik het volkslied mee. Daarnaast wist ik ook direct te scoren. Een mooi moment, waarbij mijn hele familie uit Nederland aanwezig was. In totaal heb ik drie jeugdinterlands mogen spelen.

 

 

Vanuit FC Volendam Onder 17 ging een grote groep jongens naar de Onder 19. De club vond mij te licht en hierdoor kon ik de stap niet maken. De club wilde dat ik in Onder 17 bleef spelen. Ik heb het nog aangekaart bij de trainers, maar zij hielden voet bij stuk. De stille hoop werd definitief de grond in geboord toen mij op de laatste dag gevraagd werd wat mijn kledingmaat was voor de O17. Deze had ik bewust nog niet doorgegeven, en hierdoor wist ik zeker dat mijn ambities niet serieus genomen werden. Ik besloot te stoppen bij Volendam en keerde terug naar Always Forward.

Naast het veldvoetbal was ik ook een fanatiek zaalvoetballer. Ik speelde op hoog niveau en kwam zelfs een keer uit voor Jong Oranje. Met dit team heb ik een benefietwedstrijd gespeeld tegen Bristol United, een samengesteld team uit Engeland. Het zaalvoetbal, of futsal, combineerde ik met spelen voor FC Volendam en later Always Forward. Toen ik in een wedstrijd acht keer scoorde, stapte een ouder van de tegenstander naar FC Volendam, waarna ik op het matje kon komen bij het Hoofd Jeugdopleiding. Hij vertelde mij dat futsal en tegelijkertijd spelen voor FC Volendam niet was toegestaan. Ik wist dit niet, dus moest ik het futsal opgeven. Dit deed ik op dat moment ook maar, al was het voor mijn ontwikkeling beter om het allebei te blijven doen. Na een tijdje begon het te kriebelen, en heb ik het toch weer opgepakt.

Mijn stap naar Always Forward was voor velen een onverwachte keuze. Ikzelf stond er volledig achter en heb altijd het gevoel gehad dat er nog een stap aan zat te komen. In die tijd heb ik mijn echte vrienden leren kennen; anderen lieten niets meer van zich horen. Na enkele weken belde Vitesse en spraken we af dat ik elke week een keer mee zou gaan trainen. Tijdens mijn bezoek aan een wedstrijd tussen jeugdteams van AZ en PSV kwam ik in gesprek met iemand van de jeugdopleiding van AZ. Hij polste mij of ik ervoor open stond om in AZ O19 te gaan spelen. Ik ging in op het aanbod en tekende in Alkmaar. De start was veelbelovend, maar ik zat meer op de bank dan dat ik speelde. Na twee jaar merkte ik dat hier weinig perspectief was voor mij.

 

Toch waren er ook positieve momenten in deze periode. Ik werd voor het eerst opgeroepen voor het nationale elftal van de Filipijnen. Dat was een bijzonder en vooral mooi moment, waar ik erg trots op ben. Ik ben geboren op de Filipijnen, mijn moeder is Filipijns en mijn halve familie komt ervandaan. Tijdens een vakantie met mijn moeder in 2019 kreeg ik een bericht via Instagram. Een account dat spelers met Filipijnse roots volgde, benaderde mij om te vragen of ik in gesprek wilde met de nationale voetbalbond. Natuurlijk stond ik hiervoor open. Ik wist niet goed wat ik kon verwachten, maar besloot om het gesprek aan te gaan. Het bleek dat ze mij al goed in beeld hadden. Ze kenden mijn kwaliteiten, maar ook mijn ontwikkelpunten. Ik focuste mij op dat moment vooral op Nederland, dus ik was positief verrast dat ik bij de Filipijnse bond op de radar stond. De bond wilde dat ik voor hen zou uitkomen. De kans om voor een nationaal elftal te spelen! In Nederland zou ik een kans als deze vermoedelijk nooit krijgen. Ik besloot het aanbod te accepteren.

Vanaf dat moment vonden mensen uit Manilla, de stad waar mijn familie op de Filipijnen woont, het bijzonder als ik daar was. Het verschil tussen arm en rijk is erg groot, en mensen die landelijk bekend zijn, zie je niet vaak in arme wijken. Toch bleef ik mijn familie gewoon bezoeken. Zij kregen vaak de vraag: ‘Loopt hij hier gewoon rond? Hij speelt toch voor het nationale team?’ Mijn komst werd enorm gewaardeerd, terwijl ik vond dat het heel normaal was dat je je familie eens in de zoveel tijd opzocht.

 

Op een dag was ik bij mijn zus in Haarlem toen ik werd gebeld. Het was de Filipijnse voetbalbond met de mededeling dat ik was opgeroepen voor het nationale team. Op dat moment geloofde ik het niet. Ik wist dat ik mezelf ‘in the picture’ had gespeeld, maar een oproep had ik nog niet verwacht. Binnen een week moest ik mij melden bij de selectie. Bij de eerste wedstrijd, tegen Syrië, zat ik op de bank en in de tweede wedstrijd, tegen Guam, stond ik aan de aftrap. 

Een dag voor mijn debuut kwam de bondscoach bij me. ‘Het team draait op zich goed, maar jij hebt een basisplek afgedwongen. Normaal zet ik debutanten aan de zijkanten, maar jij gaat centraal op het middenveld spelen. Ik weet wat je kan, maar zet me niet voor schut!’ Met deze woorden ging ik mijn eerste wedstrijd als international in.

 

Die eerste interland was heel zwaar. Ik was 20 jaar en had tot dat moment alleen in Nederland gespeeld. In de zomer trainden we wel, maar bij 30 graden of een hittegolf werd de training vaak naar de ochtend of avond verplaatst. Ik was dus geen extreme hitte gewend. We speelden mijn eerste interland op Guam, een eiland in de Grote Oceaan ten oosten van de Filipijnen. De wedstrijd werd op extreem kort kunstgras gespeeld, om twee uur in de middag. De gevoelstemperatuur was minimaal 40 graden. Bij de veldinspectie zag ik de hitte boven het veld gloeien. Ik wist dat ik mijn debuut ging maken, maar ook dat dit gezien de omstandigheden de zwaarste wedstrijd tot dusver zou zijn. Guam wilde niet eerder op de dag spelen, omdat ze dachten dat ze op dit tijdstip meer kans tegen ons zouden hebben. Het volkslied was een kippenvelmoment. Ik voelde me trots om voor mijn land uit te komen. Na 70 minuten heb ik me laten wisselen, omdat ik geblesseerd was geraakt. Ik kende deze omstandigheden niet. We speelden in een klein stadion met aan één kant supporters. We wonnen uiteindelijk overtuigend en speelden redelijk voetbal. Bij het Nederlands elftal krijgen debutanten een ‘haasje’ na de wedstrijd, maar op de Filipijnen gaat dat heel anders. Ik werd naar voren geroepen en moest in de kleedkamer boven op een tafel gaan staan zingen. Dat is daar traditie. Via social media kreeg ik veel felicitaties binnen. Mijn telefoon stond roodgloeiend en mijn inbox stroomde vol met berichten. Een mooie waardering voor mijn eerste interland!

Na een aantal goede interlands kwam ik in beeld bij Ratchaburi FC uit Thailand. De coach van de club belde met de bondscoach, om te vragen hoe ik was als persoon en als speler. De bondscoach deed een goed woordje voor mij en ik zag het wel zitten om het avontuur aan te gaan. Tot de covid-pandemie hield ik altijd vol dat ik in Nederland of Europa wilde blijven spelen, maar doordat hier alle competities werden stilgelegd, werd Thailand ook interessant voor mij, want daar werd gewoon doorgespeeld. Toch sprak ik nog met verschillende clubs uit Nederland, maar zij konden mij, mede vanwege covid, geen concreet plan presenteren. Ratchaburi FC kon dit wel, en deed zowel sportief als financieel een prima voorstel. Daarnaast stond de Thaise competitie goed aangeschreven. Ik besloot de kans te pakken en het avontuur aan te gaan!

 

Ik had verwacht dat het voetbal en het leven in Thailand in grote lijnen hetzelfde zouden zijn als op de Filipijnen. Dit bleek toch anders te liggen. Op de Filipijnen spreekt vrijwel iedereen perfect Engels, maar in Thailand doet men dat alleen op de toeristische plaatsen. De moedertaal is Thais. Ook qua voetbal was het wennen. Vanuit AZ was ik een bepaalde wijze van spelen gewend. De hele jeugd speelde vanuit dezelfde tactiek en mentaliteit. In Thailand had je heel andere belangen, was de stijl totaal anders en kreeg ik te maken met coaches die een andere kijk op het voetbal hadden. Het motto daar was: ‘Zorg dat je tegenstander niet scoort.’ Spitsen werden echt afgerekend op doelpunten. Ik heb verschillende aanvallers gezien die technisch niet veel voorstelden, maar in het zestienmetergebied juist heel gevaarlijk waren. 

Mijn eerste maand verbleef ik in een hotel en speelde ik een oefenwedstrijd mee. Niet lang daarna kreeg ik een huisje toegewezen en kreeg ik ook de beschikking over een auto. Mijn vrouw Roos mocht het land nog niet in, omdat ik nog geen werkvergunning had. Nadat ik het huis had gekregen, werd alles in sneltreinvaart geregeld en kon zij overkomen. Ik durf wel te stellen dat we de situatie daar hebben onderschat. Al snel begonnen we dingen te missen als even snel naar de winkel en een praatje met een bekende op straat. We hadden geen familie om ons heen waarop we konden terugvallen. Hierdoor werden we wel heel snel zelfstandig en volwassen. Ik denk ook dat ik hier mentaal veel sterker door ben geworden. Daarnaast is het natuurlijk een enorme ervaring geweest.

 

In onze woonplaats Ratchaburi was weinig tot niets te beleven. Op een paar kleine eettentjes na was het aanbod om iets te doen minimaal. We woonden in een prima huis op een soort bungalowpark. Had je het huis opgepakt en in Bangkok neergezet, dan zou het perfect zijn geweest. Bangkok was ongeveer anderhalf uur rijden, net als het strand. Als we na een wedstrijd twee dagen vrij waren, reden we vaak direct naar de stad of naar de kust. Hierdoor hadden we toch iets leuks in het vooruitzicht, en zulke uitstapjes sleepten ons erdoorheen. Toch was het een moeilijke periode. Mijn vrouw wilde graag een hond, omdat ze overdag veel alleen was, waardoor de dagen lang waren. Ik was natuurlijk veel weg vanwege trainingen en wedstrijden en zag een hond niet zitten, vanwege praktische redenen. Ik ging ‘s ochtends naar de gym; daarna was ik in de middag dan even thuis, en daarna ging ik weer trainen en in de avond was ik weer thuis. Ik was dus altijd onder de mensen. In januari 2021 ging mijn vrouw voor een paar weken terug naar Nederland omdat ik vijf wedstrijden binnen twee weken zou hebben. De competitie, die vanwege covid was stilgelegd, moest in korte tijd worden uitgespeeld. . Mijn vrouw zou twee weken alleen zijn. Pas toen merkte ik haar eenzaamheid en realiseerde ik me dat het heel lastig is om alleen te zijn in een omgeving waar je vrijwel niemand kent. Niet lang daarna hebben we alsnog een hondje gekocht.

 

Ik ben in de coronaperiode naar de club gekomen, en heb hierdoor weinig mensen in het stadion gezien. Er zaten wel supporters, maar in kleinen getale. De club leefde wel, maar niet zoals in bijvoorbeeld Indonesië, waar de gekte enorm is. De accommodatie was wel goed. We hadden een prima stadion, waar 20.000 bezoekers in konden. De kleedkamers waren vrij luxe: een hottub, een ijsbad en een massageruimte zorgden ervoor dat we elke dag weer in de watten werden gelegd. Het trainingsveld was vergelijkbaar met de Nederlandse velden. Toch had het klimaat wel invloed op het voetbal: je zweet zo veel meer dan in Nederland en de wedstrijden zijn fysiek veel zwaarder.

 

In mijn tijd bij AZ speelde ik altijd met leeftijdsgenoten. Daar maakten we bijvoorbeeld grappen over elkaar. Bij Ratchbaburi kwam ik er al snel achter dat deze humor daar niet werd gewaardeerd. Er heerste een strenge hiërarchie, waarbij de oudere en ervaren spelers de leiders waren. Grappen over hen maken was uit den boze. In Nederland heb je de typische kleedkamerhumor. In Thailand kennen ze die niet. Ik speelde samen met een jongen die half Thais en half Duits was. We maakten grapjes over en weer, maar uit het niets begon hij op een training ineens te schoppen. Hij vond mijn grapjes toch niet zo leuk. Dit liet hij later via een appje merken. Voor mij was dat een leermoment om in het vervolg toch iets voorzichtiger te zijn.

 

Ons loon werd cash uitbetaald. Ik moest naar het kantoor en kreeg daar mijn enveloppe met geld. Dit moest je dan zelf op de bank zetten als je dat zou willen. De uitbetaling vond nooit op een vast moment in de maand plaats. Soms moesten we zelfs twee weken wachten. Het hing vaak af van de gemoedstoestand van de eigenaar van de club. Als we op zaterdag een wedstrijd hadden, dan betaalde hij bewust niet voor de wedstrijd. Hij dacht dat het ons zou motiveren en dat we hierdoor een stap harder zouden zetten. Als we vervolgens de wedstrijd verloren, konden we nog vijf dagen wachten op ons geld.

We speelden een uitwedstrijd in Buriram. Na de wedstrijd zouden we naar Bangkok doorreizen voor de volgende wedstrijd, twee dagen later. Maar doordat we de wedstrijd in Buriram verloren hadden, wilde de eigenaar ons hotel niet betalen en moesten we direct terug met de bus. Na een rit van acht uur in een oude Thaise bus, zonder toilet, kwamen we midden in de nacht aan op ons sportcomplex. We stonden op het punt om naar huis te gaan toen de trainer ons bij elkaar riep. ‘Jongens, pak je spullen maar. De baas wil dat we eerst gaan trainen!’ Iedereen was heel pissig, en we keken elkaar aan met de vraag of de baas wel goed was. We hadden de wedstrijd verloren, ik had niet eens gespeeld, we hadden acht uur in de bus gezeten en moesten nu gaan trainen. Zelfs jongens uit de jeugdopleiding werden midden in de nacht uit bed gebeld met de mededeling dat ze naar het veld moesten komen. De basisspelers kregen een hersteltraining, maar wij als reservespelers speelden elf tegen elf tegen de jeugdspelers. Zij waren gemotiveerd omdat ze kansen zagen, bij hen dropen het fanatisme en de felheid ervan af. Maar bij ons team was er vooral frustratie. Wij hadden onszelf voorgenomen om er direct maar vijf in te schieten, in de hoop dat de training dan eerder zou stoppen. Ik denk dat als we dit niet hadden gedaan, we nog langer op het veld hadden gestaan. De baas zelf was er niet bij, maar alles werd gefilmd en gefotografeerd om hem te informeren. Na twee keer dertig minuten stapte ik helemaal gaar van het veld.

 

Ik merkte dat mijn motivatie daalde. Ik had inmiddels ook een soort haat-liefdeverhouding met de eigenaar van de club. In het begin speelde ik veel, maar dit werd steeds minder. Hierdoor zou ik ook minder interessant zijn voor de bondscoach. Voor mij voldoende reden om op zoek te gaan naar een nieuwe club.

Ik kwam in contact met de eigenaar van United City FC op de Filipijnen, een club die op dat moment in de Aziatische Champions League speelde. De eigenaar wilde mij er graag bij hebben. Het voordeel dat ik had, was dat de aanvoerder van United City ook de aanvoerder van het nationale elftal van de Filipijnen was. Hij kende mij. United City was de laatste jaren landskampioen. Als ik naar deze club zou gaan, zou dat een mooie stap in mijn carrière zijn. De club wilde mij voor drie jaar vastleggen, maar ik besloot om voor een jaar te tekenen. De gedachte hierachter was dat ik de club als springplank wilde gebruiken om vervolgens een mooie stap te kunnen maken richting een nog grotere club.

 

Het avontuur bij United City FC verliep helaas anders dan gehoopt. Ik heb daar vanwege covid eigenlijk alleen de Champions Leaguewedstrijden gespeeld. Het was een mooi toernooi om te spelen. We hadden een goed team met veel nieuwe jongens. In juni werd ik geselecteerd voor het nationale elftal, waardoor ik de voorbereiding bij de club niet volledig meemaakte. De Champions League begon direct in juli. Hierdoor hadden de nieuwe jongens, waaronder ik, nog niet met elkaar getraind. We speelden tegen de kampioen van Japan, Kawasaki Frontale, Daegu FC uit Korea en Beijing Guang uit China. Tegen Kawasaki en Daegu waren we kansloos, maar tegen Beijing pakten we de punten. Hierna waren we uitgeschakeld.

 

Op de Filipijnen spelen veel jongens met een Europese achtergrond. Dit is een groot verschil met bijvoorbeeld Maleisië of Thailand, waar voornamelijk ‘eigen’ jongens spelen. Ik voelde me snel thuis bij de club omdat ik, mede door mijn Europese achtergrond, veel raakvlakken had met de andere jongens. Ook de manier van spelen bij de club was Europees. Trainingen heb ik eigenlijk zelden meegemaakt. Mijn contract liep van maart tot en met november, maar ik heb alleen in juni en juli getraind en gespeeld. De competitie werd steeds uitgesteld door covid. De club had nog de mogelijkheid om mee te spelen om de Azië Cup, maar koos er op dat moment voor om dit niet te doen.

 

De stad waar wij woonden, Bonifacio Global City, is een van de beste en rijkste plekken in Zuidoost-Azië waar je kunt wonen. Het is heel westers. Dit komt doordat het vroeger onderdeel was van Amerika. De voertaal is Engels, en daardoor kon ik mij goed verstaanbaar maken. De Filipijnse taal Tagalog wordt er wel gesproken, maar vooral door de locals. De regio staat ook bekend als een gevaarlijk gebied met veel criminaliteit en sloppenwijken. Ik heb het verschil tussen arm en rijk gezien. In het rijkere gedeelte wonen de mensen met een flinke portemonnee. Het zijn vooral zakenmensen, Chinezen, influencers en modellen.

Covid speelde een grote rol, ook in de laatste maanden van mijn tijd bij United City FC. De club gaf aan dat we snel weer zouden trainen. Dit gaf mij hoop, maar omdat dit steeds werd uitgesteld, daalde mijn motivatie. Toen bekend werd gemaakt dat de competitie niet zou doorgaan, besloot ik om de club te verlaten.

 

In de winter van 2021 speelde ik op een toernooi met Filipijnen O23, en ook mocht ik met het nationale team deelnemen aan de AFF Suzuki Cup. Dit is een toernooi in Zuidoost-Azië, vergelijkbaar met het Europees kampioenschap dat om de vier jaar wordt gespeeld. Ik maakte veel minuten in de wedstrijden tegen Thailand, Singapore, Oost-Timor en Myanmar, en speelde me hierdoor in de kijker bij verschillende clubs uit Azië. Vanuit Maleisië en Thailand kwamen aanbiedingen binnen, maar ik wilde een weloverwogen keuze maken en besloot, nadat ik met verschillende teamgenoten had gesproken over de verschillende competities en het leven daar, om eerst terug te gaan naar Nederland.

Eén van de geïnteresseerde clubs was Melaka United FC uit Maleisië. Mijn zaakwaarnemer kende de club goed. De nieuwe hoofdtrainer, Risto Vidakovic, had ook via hem bij de club getekend. Hij had aangegeven dat hij mij wilde halen. Na een paar goede digitale gesprekken besloot ik een contract te tekenen. Het gevoel was uitstekend. Niet lang daarna vloog ik naar Maleisië.

 

Melaka speelde het jaar daarvoor nog in de halve finale van het bekertoernooi. Het Hang Jebat Stadion is enorm; de capaciteit is 40.000 toeschouwers. Het stadion kent twee overdekte tribunes en is voor de rest open. Het stadion is sinds 2005 de thuisbasis van Melaka United. De velden waarop we speelden, waren niet om over naar huis te schrijven. We moesten echt leren omgaan met de omstandigheden. Toch heeft Vidakovic ons wel aan het voetballen gekregen.

 

Bij Melaka gebeurde achter de schermen heel veel. Zo hebben we enige tijd moeten wachten op ons salaris. Onze coach vocht voor ons en hij zocht ook de media op om dit kenbaar te maken. Hij merkte namelijk aan alles dat dit ook invloed had op ons welbevinden en de motivatie. Uiteindelijk ging de club overstag en hebben we toch ons loon gekregen. Ikzelf ben met de eigenaar in gesprek gegaan. Hij vertelde mij dat de actie van de coach geen goede zet was geweest, en dat hij zou worden ontslagen. Dit was wel even schrikken, maar ik wilde voorkomen dat ik tussen de club en de trainer kwam te staan. De club wilde namelijk dat alle spelers in het clubbelang dachten. Het was een lastige keuze, maar uiteindelijk kregen we door dit gesprek wel ons loon.

 

Van de club kregen we een mooi groot appartement met zwembad en schitterend uitzicht op zee vanaf de 22e etage. Melaka is een enorm grote stad. Je hebt er een straat, de Jonkerstraat, waar van alles te doen is. Er zijn leuke eettentjes en de huizen hebben een Nederlandse uitstraling. Het bijzondere is dat de oppervlakte van de voorgevel bepaalt hoeveel huur je moet betalen. De huizen zijn hierdoor aan de voorkant vrij klein, maar heel diep. Zo kom je bijvoorbeeld eerst in een smalle winkel en daarachter zie je dan nog een gigantisch restaurant. Toen Maleisië na de lockdown weer openging, merkte je direct dat het toerisme enorm toenam. Met name het aantal Nederlanders was opvallend. 

 

De Jonkerstraat is een voorbeeld van de vele Nederlandse straatnamen en gebouwen. Dit heeft te maken met het feit dat de stad in de 17e eeuw in handen is geweest van Nederland. De stad was onderdeel van de VOC en werd overgenomen van de Portugezen.

Het voetbal in Maleisië is vergelijkbaar met dat in Thailand. Qua niveau verschilt het niet zo veel; misschien ligt het in Thailand nog wel iets hoger. In Thailand mag elke club twee buitenlanders in de selectie hebben. Ook zijn de velden veel beter dan in Maleisië, al moet ik zeggen dat JDT (Johor Darul Ta’zim FC) en Terengganu FC uit Maleisië ook geweldige velden hadden. Voetbal is sport nummer één in het land. De competitie bestaat al heel lang en de stadions zijn er over het algemeen goed gevuld. Voor een voetballer is dit erg prettig. Waar ik in Thailand vooral vrouwen op de tribune zag, waren het in Maleisië vooral mannen die naar het stadion kwamen. Onze aanhang was redelijk; niet heel groot en fanatiek, maar we hadden altijd support tijdens thuis- en uitwedstrijden. De wedstrijden werden door de warmte vaak in de avond gespeeld, en vlak voor de aftrap werd er altijd gebeden.

 

Op wedstrijddagen waren we vrij; we mochten dan zelf de dag invullen. Zo deed ik vaak een soort activatietraining voor mijzelf. Mijn dagen zagen er gestructureerd uit: rond elf uur stond ik op en deed ik enkele oefeningen, en tussen de middag at ik mijn eerste maaltijd. Na een ronde met de hond at ik vaak rond drie uur, om vervolgens rond kwart over vijf te gaan trainen. Na de training ging ik vaak de stad in met teamgenoten of met mijn vrouw.

De zomer van 2022 zijn we op een bijzondere manier ingegaan. Uiteindelijk speelden we maar vijf wedstrijden, terwijl sommige clubs er al negen hadden gespeeld. Wij begonnen niet goed: we verloren en speelden gelijk, met als resultaat dat de volgende trainer weg moest. Onder de nieuwe trainer werd wel alles gewonnen. Ik speelde zelf alle wedstrijden, maar één wedstrijd voor het einde kreeg ik last van mijn lies. De MRI-scan wees uit dat er een scheurtje was. Toch wilde de coach dat ik ging spelen, desnoods op 30 procent! Ik hoefde niet te dribbelen of te sprinten, zei hij, maar ik wilde het absoluut niet, en dus heb ik de laatste wedstrijd voor de zomer over moeten slaan.

 

Na mijn blessure keerde ik goed terug. Ik speelde veel, scoorde af en toe, en merkte dat ik steeds meer herkend werd op straat. Mensen wilden met mij op de foto, zelfs als we ergens rustig zaten te eten. Dat was wel even wennen. Ook kreeg ik via Instagram veel foto’s toegestuurd van mensen die er dan bij schreven dat ze me niet wilden storen, maar wel graag een foto wilden maken. De waardering van de fans was geweldig!

 

Na enige tijd werd het onrustiger binnen de club. De club kampte met financiële problemen, waardoor de salarissen niet werden uitbetaald. Er werd een politiek spelletje gespeeld, en dit had direct invloed op de spelersgroep. Ik baalde enorm, want ik had het net zo naar mijn zin bij de club. Het trainingsniveau daalde, en dit was ook terug te zien in de wedstrijden. Ook de motivatie was weggezakt, en we voelden ons niet meer gewaardeerd. Helaas heb ik hierdoor begin oktober 2022 de club moeten verlaten. Sinds dat moment ben ik transfervrij en op zoek naar een mooie nieuwe club.

 

Als kleine jongen in de jeugdopleiding van FC Volendam droomde ik mijn carrière: doorbreken en vervolgens naar de top van Nederland. Daarna richting Spanje of Engeland. Mijn carrière is tot dusver iets anders verlopen. Ik heb genoten van mijn avonturen in Azië, en ben trots op alles wat ik daar heb meegemaakt. De kans op een transfer vanuit Azië naar de Premier League is hetzelfde als die op het winnen van de loterij, minimaal dus. Toch heb ik nog genoeg dromen. Zo lijkt het me geweldig om grote derby’s in Turkije of Indonesië te spelen. Een prachtige sfeer, volle stadions, grote supportersgroepen en vooral het spelen in wedstrijden met een beladen randje!’

 




bottom of page