top of page

Perugia Calcio

In het seizoen 2023-2024 bivakkeert AC Perugia Calcio in de bescheiden contreien van de Serie C, de kelder van het Italiaanse betaalde voetbal. Maar er was een tijd waarin de club uit Umbrië, in het hart van Italië, een serieuze gooi deed naar de hoogste top van de Serie A. Eén jaargang zelfs waarin de Italiaanse landstitel binnen handbereik lag. Dat lukte uiteindelijk net niet, maar de supporters die het seizoen 1978-’79 bewust hebben meegemaakt, kunnen de namen van het basisteam nog zonder aarzeling opdreunen. Een elftal zonder echte sterren was het, dat een bijna onneembare vesting bleek voor alles en iedereen. Zonder een enkele nederlaag nestelde de Griffioen, zoals de bijnaam van de club luidt, zich in de eindclassificatie van de hoogste Italiaanse divisie brutaal op de tweede plek, tussen grootmachten Juventus (derde) en de uiteindelijke landskampioen AC Milan.



Het komt niet vaak voor dat er buitenlands bezoek naar Perugia komt kijken. Dat zegt Antonio, een oude heer die zich voortbeweegt met een wandelstok, en die halt maakt omdat hij Bram en mij Nederlands met elkaar hoort praten. Met een doorrookte stem vraagt hij waar we vandaan komen. ‘Ah, Olanda? Ajax, Cruyff…!’ weet hij. We glimlachen beleefd. Het zijn de gebruikelijke associaties die Italiaanse voetbalfans op leeftijd maken als Nederland ter sprake komt, maar de man laat het daar niet bij. ‘Weten jullie dat wij hier in Perugia ooit volgens het Ajax-systeem speelden?’ vraagt hij enthousiast. ‘Jazeker, en we hadden onze eigen Johan Neeskens: Renato Curi. Dat was ook zo’n dynamisch loopwonder. Keihard in de duels, voorbestemd om international te worden. Maar het mocht niet zo zijn: hij overleed in 1977 tijdens een thuiswedstrijd tegen Juventus. Hartinfarct. Ik was in het stadion. Zoiets vergeet je nooit meer. Hij was niet veel ouder dan ik, maar is slechts 24 jaar geworden. Een tragedie, signori. Gaat u maar kijken in het museum, dan komt u hem vanzelf tegen.’


Renato Curi, naamgever van het inmiddels zwaar verouderde stadion, krijgt door de woorden van Antonio meteen kleur. Als we, begeleid door een zwakke novemberzon, een paar uur voor de wedstrijd, voorbij een zijingang van het stadion wandelen, zie ik dat de poort wagenwijd openstaat. Ik bedenk me geen moment en ga naar binnen. Er is niemand die me tegenhoudt, geen bewaker of suppoost die me vanuit de spelonken van het roestige stadion terugroept. En plots sta ik op het gras waar over een paar uur de wedstrijd tegen het Toscaanse Carrarese zal aanvangen. Dezelfde grasmat waarop Renato Curi op 30 oktober 1977 zo dramatisch het leven liet. 


We lopen verder naar het complex waar die middag het jeugdteam speelt tegen de beloftes van AS Roma. Een groot, rood-wit geschilderd bord trekt meteen de aandacht: dit is het ‘Centro Sportivo Paolo Rossi’. Want hoe ongelooflijk het ook klinkt, de grote Paolo Rossi heeft een seizoen gespeeld voor de lokale trots. En niet als jeugdspeler, maar als gearriveerde vedette. Rossi, die op het WK 1978 in Argentinië al een wereldster was geworden en Italië vier jaar later met zijn doelpunten in Spanje wereldkampioen maakte, speelde een seizoen voor de Umbriërs en verbond daarmee zijn naam voor altijd aan de club. Verderop, aan de overkant van de drukke Vialle Pietro Conti, staat een keet met daarop de meer dan levensgrote graffiti-afbeelding van ‘Scontro’, een overleden hardcore Perugia-supporter, begeleid door de tekst ‘Esempio de tigna perugiana’ - ‘Een voorbeeld van Perugiaanse koppigheid’. 


Het museum blijkt klein, maar zeer de moeite waard. De curator heeft optimaal gebruik gemaakt van de beperkte ruimte: werkelijk iedere vierkante meter is behangen met clubhistorie. Wanneer je langs de hedendaagse merchandise bent gelopen komt de nostalgie je tegemoet: prachtige, sponsorloze shirts, met en zonder de Griffioen op de borst, worden geflankeerd door rijen clubsjaals met kleurrijke namen van lokale supportersclubs. Hoofdmoot is een heuse wall of fame, met daarop de namen van alle Perugia-spelers die ooit het nationale shirt hebben gedragen. In totaal 36 Perugini vullen deze muur en geven de clubhistorie een flinke dosis cachet. Behalve Paolo Rossi en Giuseppe Dossena die de Italiaanse wereldtitel van 1982 op hun palmares hebben staan, hebben ook vier wereldkampioenen van 2006 zich ooit in het Perugia-shirt gehesen: Marco Materazzi, de goalscorer in de finale, en vooral ook bekend door de kopstoot van Zidane, Fabio Grosso, die de beslissende penalty benutte, pittbull middenvelder Gennaro Guttuso en reservedoelman Marco Amalia. Tegenover de wall of fame hangt een collage van oud-Perugia-spelers in steeds moderner ogende shirts, begeleid door de tekst ‘Nella buona e nella cattiva sorte’ - ‘In goede en in slechte tijden’. Voor de supporters zijn de laatste jaren vooral slechte tijden, want het gaat niet best met hun club. 


Toch is het niet een voetballer die het museum van Perugia domineert. Het portret van oud-voorzitter Luciano Gaucci kijkt je rechtstreeks aan, in welke hoek van de ruimte je ook staat. De flamboyante zakenman had de uitstraling van een godfather en was op z’n zachtst gezegd spraakmakend. Zo ontsloeg hij tussen 1991 en 2005 maar liefst 15 trainers in zijn drang om van Perugia een topclub te maken. De geboren Romein, die zijn fortuin had gemaakt met een paardenfokkerij en een renstal, liet geen mogelijkheid onbenut om met zijn acties in de schijnwerpers te komen. In 2002 haalde hij zelfs de wereldpers, toen hij zelfs voor zijn doen extreem handelde naar aanleiding van een wedstrijd op het WK. Nadat de Zuid-Koreaan Jung-Hwan Ahn, die sinds twee jaar in het shirt van de Griffioen speelde, op het WK met een golden goal het Italiaanse elftal had uitgeschakeld, aarzelde Gaucci geen moment en ontsloeg hij de doelpuntmaker op staande voet. De voorzitter wond er geen doekjes om: ‘Ik wil geen loon meer betalen aan een speler die ons Italiaanse voetbal te gronde heeft gericht.’ Een jaar later, In 2003, maakte Gaucci het zo mogelijk nog bonter door Saadi Gadaffi in te lijven, de zoon van de Lybische dictator. Diens avontuur in het rode shirt was van korte duur: hij werd na een wedstrijd tegen Reggina positief op doping getest en vertrok al snel naar Udinese. Gadaffi’s enige wapenfeit voor Perugia zou een korte invalbeurt tegen Juventus blijven.

 

Toch boekte de in 2020 overleden Gaucci ook succes met Perugia door in 2003 de Intertoto te winnen, maar zijn heerschappij werd vooral gekenmerkt door uitwassen. Zo werd hij onder meer beschuldigd van omkoping van een scheidsrechter en wilde hij, tegen de regels in, een vrouwelijke voetballer opstellen. In 2005 werd de club failliet verklaard en teruggezet naar de Serie C. Eén ding is zeker: onder Luciano Gaucci, die uiteindelijk het hazenpad koos en naar het Caraïbische Santo Domingo verkaste, was het nooit saai in de Umbrische hoofdstad.


De huidige status van de plaatselijke AC steekt schril af tegen het bewogen, bij vlagen bijna glorieuze, verleden. Vandaag de dag leidt de club een vrij anoniem bestaan in de Serie C. Als we voor aanvang van de wedstrijd in de buurt van het stadion parkeren is het aantal aanwezige supporters zeer bescheiden te noemen. De meesten lopen in de vrieskou naar een stalletje waar de plaatselijke delicatesse wordt verkocht: een broodje porchetta - geroosterd speenvarken. Een warme specialiteit die de innerlijke mens goed doet en fungeert als bodem voor een ‘birra media’. Eenmaal in het stadion blijkt dat de tribune aan de overkant helemaal leeg is. Alleen achter de doelen is het redelijk druk, met aan de ene kant de thuissupporters die van zich laten horen door hun liederen en spreekkoren, en aan hun overzijde een plukje hardcore fans van Carrarese. Een nabij gezeten man vertelt ons dat de lege tribune het gevolg is van instortingsgevaar. Het ziet er behoorlijk desolaat uit, met het woord ‘Perugia’ prominent door de onbezette witte kuipstoeltjes gevormd tussen de eveneens onbezette rode exemplaren. Je krijgt het gevoel naar een duel in Covid-tijd te kijken.


Het venijn van de wedstrijd zit in de staart van de eerste helft, waarin de gasten in de 37ste minuut op voorsprong komen, waarna Perugia in de tweede minuut van blessuretijd langszij komt. Die 1-1 stand zal niet meer veranderen. Wanneer in de tweede helft de bal op de lat van het Carrarese doel uiteenspat, waait er een heuse poolwind door het stadion en duiken we diep in onze winterjassen. Naast ons zitten twee oudere mannen die druk pratend en gesticulerend discussiëren over het geboden spel. Ze steken hun onvrede niet onder stoelen of banken en lijken zó te zijn weggelopen bij de Muppet Show. Wanneer een aanval van de thuisclub eindigt in een schot dat hoog over het doel gaat, is een van de twee het zat: ‘Wat ben jij voor onbenul?’ schreeuwt hij in de richting van het veld. ‘Waarvoor train jij de hele week? Leer jij daar dan niks van, idioot?’ Zijn woede-uitbarsting verwaait in de ijzige wind.

 

Na afloop komen we de goedlachse Antonio weer tegen. ‘Ik verontschuldig me voor het vertoonde spel. Maar als excuus geldt dat we sowieso geen goede voorhoedespelers in de selectie hebben, en dat de basisaanvallers vanavond ook nog eens allemaal geblesseerd waren.’ Hij aarzelt even: ‘Iemand als Paolo Rossi zou nu goed van pas komen. Maar ja, welke spits van enig formaat heeft trek in de Serie C?’ We nemen afscheid en zien de supporters van beide clubs gebroederlijk naar hun auto’s lopen. Deze wedstrijd mag dan in de marge van het Italiaanse voetbal zijn gespeeld, de gemoedelijkheid na afloop zou je iedere Nederlandse club toewensen. De weinige verwensingen die we hebben gehoord waren vooral op de eigen spelers gericht.


We stappen in de auto op de inmiddels bijna verlaten parkeerplaats tegenover het stadion. Het Renato Curi dooft zijn lichten. Bij het porchetta-stalletje staat nog een handjevol mensen, hun ademwolken verdwijnen dampend in de koude Perugiaanse nacht.

 




Comments


Commenting has been turned off.
bottom of page